"All music is folk music. I ain't never heard no horse sing a song" Louis Armstrong

vrijdag 27 september 2013

Roy Harper, Man & Myth

Sinds enkele jaren is er hernieuwde belangstelling voor het werk van een van de belangrijkste Engelse songwriters Roy Harper. In 2011 vierden o.a. Jimmy Page en Joanna Newsom zijn zeventigste verjaardag in de Londense Royal Festival Hall. Newsom verklaart Harpers album Stormcock uit 1971 van grote invloed op haar eigen werk. In het verleden werkte Harper o.a. samen met Kate Bush en Pink Floyd. Led Zeppelin bracht een hommage aan de man met Hats Off To Harper.

In 1966 debuteert Roy Harper met Sophisticated Beggar. Naast akoestische gitaar wordt zijn werk door orkestrale arrangementen gedragen en vergezeld van indringende vocalen. De afgelopen vijf decennia was in Nederland binnen beperkte kring aandacht voor zijn werk. Midden jaren zeventig scoorde hij een kleine hit met One Of Those Days In England. Vanaf eind jaren negentig brengt Harper zijn albums uit op zijn eigen label Science Friction. Het vrijwel geheel akoestische The Green Man uit 2000 is zijn laatste belangrijke wapenfeit. Met Man & Myth kiest Harper onderdak op Bella Union.



De afgelopen jaren dacht Harper langzamerhand met pensioen te gaan. De hernieuwde waardering voor zijn werk deed hem anders besluiten en leverde tevens nieuwe inspiratie op. Na dertien jaar doorbreekt Harper nu de stilte met zijn nieuwe album Man & Myth. Hij brengt hierop een reeks persoonlijk getinte songs en een enkel langer mythisch stuk. Naast een aantal stevig rockende songs is het merendeel van het materiaal gebaseerd op akoestische gitaar en bijzonder fraaie strijkersarrangementen. Zijn goed geconserveerde stem roept de melancholie op van regendruppels die langzaam sporen over het vensterraam trekken.

Het album opent met The Enemy waarin Harper het onbehagen bezingt binnen de almaar verder globaliserende wereld. Vervolgens wordt gas teruggenomen met het mijmerende Time Is Temporary. Het subtiele blazers- en strijkersarrangement nemen de luisteraar mee naar de gedachtegang dat we elkaar vaak vluchtig treffen maar zelden werkelijk ontmoeten. Met het beeldschone January Man bezingt Harper het verstrijken van de tijd. Soms zou je zo graag de klok terug willen draaien.



Met Cloud Cuckooland tapt Harper uit een geheel ander vaatje. Deze aan Dylan (Traveling Wilburys) herinnerende rocker laat naast een gastoptreden van Pete Townshend een vette saxofoon horen. Harper weet met Heaven Is Here en het naadloos hieraan geklonken The Exile een fraaie spanningsboog van ruim drieëntwintig minuten neer te zetten. Eerstgenoemde stuk baseert zich op de Griekse mythe van Jason en de Argonauten. De stem van Harper waaiert binnen dit lyrische stuk uit zonder, zoals in het verleden wel eens het geval was, uit de bocht te vliegen. Speciale vermelding verdient de fretloze bas van Tony Franklin die ook op afsluiter The Exile te horen is. Binnen dit weemoedige stuk overpeinst Harper de vervreemding die blijkbaar bij ouder worden hoort.

Na een interval van dertien jaar presenteert Roy Harper op drieënzeventig jarige leeftijd met Man & Myth een indrukwekkend portret van de strijd tegen het klimmen der jaren. Tegelijkertijd wordt op dit fraaie album het leven in al zijn schoonheid groots gevierd.


Hans Jansen

Releasedatum, 23 september 2013 Bella Union
Webpage, http://www.royharper.co.uk/ 
 

vrijdag 20 september 2013

Elephant Revival, These Changing Skies

Tijdens een concert van Gregory Alan Isakov maakte ik een jaar geleden kennis met de talenten van Bonnie Paine. In de toegift verraste zij met een fraaie a capella-uitvoering van de Richie Havens song High Flyin’. Haar ingetogen verschijning imponeerde meteen. Haar stem herinnerde met zijn warme heesheid en vibrato aan die van Natalie Merchant. Nader onderzoek leerde mij dat zij deel uitmaakt van folk kwintet Elephant Revival. Niet veel later werd het zeer geslaagde minialbum It’s Alive in mijn schoot geworpen.

Elephant Revival bestaat naast Bonnie Paine (wasbord, djembé, zingende zaag en stompbox) uit Sage Cook (banjo, gitaar, mandoline, banjo, bas en viool), Bridget Law (viool), Daniel Rodriguez (gitaar, banjo, bas), en Dango Rose (contrabas, mandoline en banjo). Vrijwel alle leden schrijven songs en leveren tevens vocalen aan. Dit uit Oklahoma afkomstige vijftal resideert sinds enkele jaren in Nederland (Colorado) en combineert muziek uit vele windstreken. Zo zijn er naast country en folk ook elementen uit de zigeunermuziek te beluisteren. Arabeske melodieën versmelten niet zelden met Keltische klaagliederen. In het verleden deelde Elephant Revival het podium met o.a. The Carolina Chocolate Drops. Hun werk laat de speelse inventiviteit horen van bijvoorbeeld de Bowerbirds, gecombineerd met de kleurrijke diversiteit van Rising Appalachia.


Het nieuwe album These Changing Skies werd geproduceerd door Ryan Hadlock (o.a. Brandi Carlile en The Lumineers) en is opgenomen in de rustiek gelegen Bear Creek Studios. Deze tot studio omgebouwde schuur blijkt over een prima akoestiek te beschikken. Het album verhaalt over het dagelijkse leven binnen een constant veranderende wereld en hoe dit een beroep doet op ons aanpassingsvermogen.

De songs op These Changing Skies zijn fraai afgerond en variëren van een tikkeltje bedeesd naar vrolijk en uitgelaten. In vergelijking met voorganger It’s Alive heeft men vooral van de vocalen nog meer werk gemaakt en is ook de ritmesectie verder aangescherpt. Dat de stem van Paine het nodige vermag wordt meteen in het geweldige Remembering A Beginning duidelijk. Het duurde even voordat ik de gaten had dat er in de opening geen sprake is van een blaasinstrument. Deze geluiden mogen toch echt geheel aan de prachtige stem van Bonnie Paine toegeschreven worden.

Gedurende het gehele album wordt duidelijk dat dit album een gezamenlijk project van de aanwezige talenten is. Men vindt elkaar telkens feilloos waarbij instrumenten en stemmen fraai bij elkaar kleuren binnen een organisch klinkend geheel. Zo neemt zanger Daniel Rodriguez op één van de hoogtepunten Spinning het initiatief waarbij de rest van de band langzamerhand naar een climax toewerkt. Strijkers, mandoline en koortjes reiken gedreven naar grote hoogte. Een zingende zaag en de stem van Bonnie Paine brengen vervolgens kalmte met het nog lang na echoënde Satisfied.


Speciale vermelding verdienen instrumentals The Rakers en The Pasture die daadwerkelijk iets toevoegen en het album geen moment vertragen. Elephant Revival werkt op These Changing Skies langzaamaan naar een afsluiting met twee sterk ritmische stukken. Rodriguez brengt met Grace Of A Woman een hommage aan de vrouw waarbij de stompbox van Bonnie Paine en ritmisch handgeklap de rest doen. Het allermooiste bewaart men echter tot het einde. Antieke lederen handschoenen voorzien van nikkelen punten tikken en wrijven hier binnen de aanstekelijke gospel Rogue River over het wasbord. Alle voorhanden zijnde percussie wordt uit de kast gehaald waarbij JT Nero en Allison Russell (Po'Girl, Birds Of Chicago) het koortje assisteren.

Met veel zin voor avontuur en oog voor detail verenigt Elephant Revival het niet geringe talent op These Changing Skies. De band is terecht trots op het bereikte resultaat. Elephant Revival laat zich met dit verfijnde kleine meesterwerk kennen als één van de meest belangwekkende Noord- Amerikaanse bands.


Hans Jansen

Website http://elephantrevival.com/
Releasedatum 3 september 2013, Itz Evolving Records

zondag 8 september 2013

Linda Thompson, Won't Be Long Now

In 1969 leerde zangeres Linda Peters de inmiddels legendarische Richard Thompson kennen met wie zij vanaf 1972 ook opnames maakte. In de navolgende jaren brachten ze samen een aantal bijzonder hoogstaande folk albums uit totdat beiden in 1982 uit elkaar gingen.

Voorafgaand aan het in 2002 uitgebrachte comeback album Fashionably Late kampte Thompson met ernstige heesheid waardoor haar solocarrière ruim elf jaar stil lag. Met Fashionably Late bracht Thompson één van de allermooiste en complete folk albums van de jaren nul uit. Haar stem bleek ondanks alle voorgaande problemen wonderwel geconserveerd. Vijf jaar later herhaalde zij dit kunststukje met Versatile Heart.


Nu alweer zes jaar later verschijnt binnenkort haar nieuwste album Won't Be Long Now. Het album is in het Verenigd Koninkrijk en Amerika opgenomen en wordt via het prestigieuze Topic Records uitgebracht. Ook dit album kent een rijk scala aan gastoptredens waaronder een duet met haar ex Richard Thompson. Verder zijn er bijdragen van haar kinderen Teddy en Kami Thompson. Britse artiesten als John Kirkpatrick, Dave Swarbrick, Martin Carthy, Eliza Carthy geven acte de presence evenals de Amerikaanse violist en mandolinespeler David Mansfield en singer/songwriter Sam Amidon.



Als voorproefje een link naar de prachtige weemoedige ballade Never The Bride.
http://www.rollingstone.com/music/news/linda-thompson-laments-being-never-the-bride-song-premiere-20130806

Hans Jansen.

Releasedatum, 14 oktober Topic.

zaterdag 7 september 2013

Lucy Ward, Single Flame

Middenin de renaissance van de Engelse folk debuteerde Lucy Ward ruim twee jaar geleden met het zeer overtuigende Adelphi Has To Fly. Zij bracht op dat album zowel traditionele als door haar zelf bewerkte Engelse folksongs vergezeld van eigen geschreven werk. Het geheel was duidelijk geworteld in een lange traditie van verhalende songs. Haar stem sprak mij meteen aan. Het charmante noord Engelse accent liet zowel allure als assertiviteit horen. Verder viel meteen de naturelle productie van Stu Hanna (Megson) op. Nergens was er sprake van overdreven effectbejag.

Voor nogal wat artiesten is het maken van een tweede album een bezoeking. Ook Ward kreeg hiermee te maken bij het samenstellen van haar nieuwste album Single Flame. Lange tijd was zij besluiteloos nu haar debuut Adelphi Has To Fly zo goed was ontvangen. Ze was bevreesd dat de nieuwe liedjes te ver van dat succesvolle album verwijderd zouden zijn. Uiteindelijk besloot ze zich simpelweg door haar eigen creativiteit mee te laten voeren. Zij koos ervoor om het gehele album met complexe arrangementen aan te kleden waarbij zij een poging deed om de teksten een centrale plek te blijven geven. De Engelse pers beoordeelt het nieuwe album onverdeeld positief. De algemene teneur is dat Ward met dit album een flinke stap vooruit heeft gezet.




De afgelopen weken heb ik verwoede pogingen gedaan om Single Flame tot mij door te laten dringen. De eerste luisterbeurten stranden echter halverwege daar ik de productie van Stu Hanna als te overdadig ervaar en deze het zicht op het geheel net iets teveel vertroebelt. 
 
Lucy Ward getuigt in haar teksten op Single Flame van de nodige maatschappelijke betrokkenheid. Zo verhaalt opener I Cannot Say I Will Not Speak van de teloorgang van de idealen van de jaren zestig generatie. In For The Dead Men probeert zij de stilzwijgende meerderheid te stimuleren om in actie te komen. Dit gaat echter nogal eens gepaard met opdringerig tromgeroffel waarin de stem van Ward wat mij betreft teveel verloren gaat. Even verderop wordt haar stem binnen I Cannot Say I Will Not Speak met effecten bijgestuurd. Het breed opgezette The Last Pirouette doet wat mij betreft enigszins gekunsteld aan. Indachtig het thema bezongen in Icarus worden er pogingen gedaan om tot ijle hoogtes te stijgen waarbij het B3 orgel van Hanna dienstig zou kunnen zijn. Ook hier overschaduwd de productie het geheel wat mij betreft teveel. 



Vanaf traditional Lord I Don’t Want To Die haak ik met genoegen weer aan. In gemodereerde vorm zou deze vreemde in eend in de bijt niet op Adelphi Has To Fly hebben misstaan. En dan voltrekt zich een klein wonder. Met eenvoudige toetsen, strijkers en een stem recht uit het hart wordt Ink gebracht. Dit raakt op alle plekken die de beste zangeressen in mijn collectie raken. Afsluiter Shellback doet het nog eens dunnetjes over. Gitaar, een paar door toetsen aangebrachte accenten vergezeld van Wards stem vertellen een verhaal dat dwars door de generaties heen gehoord en nagevoeld kan worden. Precies dat was de opzet van Ward: zingen over zaken waarmee je een emotionele band aan kan gaan en die echt betekenis voor anderen hebben.

Hans Jansen.

Website, http://www.lucywardsings.com/
Releasedatum 19 augustus 2013, Navigator Records
 
 

donderdag 5 september 2013

Martin Simpson, Vagrant Stanzas

Onlangs plaatste Hans hier mijn ode aan een van de groten uit de Britse folk, Martin Simpson. Daaruit bleek al dat hij een veelzijdige en kwalitatief hoogstaande  standaard hanteert. Vorige maand verscheen zijn nieuwe studio album Vagrant Stanzas. Vol hoge verwachtingen stopte ik mijn, persoonlijk door Martin gesigneerde, exemplaar in de cd speler. Om maar gelijk met de deur in huis te vallen; Vagrant Stanzas valt niet tegen, voldoet op de meeste fronten aan de verwachtingen en is en uitstekend opvolger van klasse albums als Prodigal Son, True Stories en Purpose + Grace. Het nieuwe album is niet met een vaste band opgenomen en is ook niet, zoals zijn voorganger Purpose + Grace met gastmuzikanten ingeblikt. Op dit nieuwe kleinood doet Martin het geheel solo en heeft er bovendien een dubbel album van weten te maken. Geproduceerd samen met collega singer songwriter en producer Richard Hawley weet Simpson met maar liefst 22 songs op de proppen te komen die spontaan, live en meestal in één take op de band geslingerd zijn. Er zijn slechts enkele overdubs toegepast.

Vagrant Stanzas vond ik een nogal opzienbarende titel ( het betekent zoveel als zwervende tekstdelen/strofes) en komt vanuit een zoektocht van Simpson naar banjo materiaal. Hij stuitte daarbij op één van zijn helden op dit instrument Buell Kazee, die eind jaren twintig zijn eerste opnamen maakte. Kazee verhaalt in een YouTube fimpje over zijn songwriting en technieken. In dat filmpje noemt hij zijn zwevende verzen vagrant stanzas. In het bijgeleverde boekje verhaalt Simpson uitgebreid over de keuze en invulling van de verschillende songs. Een mooi extraatje in een tijd waarin vele muziekliefhebbers zich d.m.v streamen of downloaden tot hun favoriete muziek wendden.
 
 
Geopend word er met een oude Amerikaanse song;  Diamond Joe waarin banjo en Martin’s warme, donkere stem direct een feest van herkenning zijn. Jackie And Murphy is een door Simpson geschreven song op aanvraag van June Tabor over de Engelse soldaat John “Jack” Simpson Kirkpatrick die in Turkije in de eerste wereldoorlog samen met een ezel vele gewonde soldaten uit het Australische en Nieuw-Zeelandse leger van de frontlinie naar het strand wist over te brengen en daarmee hun leven wist te redden. Het vervolg is Shepherd’s Rejoice een oude Engelse christmas carol die door Simpson echter intstrumentaal voorgedragen word. Daaropvolgend is er één van de hoogtepunten van het album aan bod; de cover Come Down Jehovah van een andere held van mij uit de Britse folk; Chris Wood. Dit nummer over geloof en ongeloof werd door Wood op zijn Trespasser album uit 2009 opgenomen maar hij stond het ook graag af aan Simpson en doet niet onder voor het origineel. Na het instrumentaaltje Molly As She Swings is er het indrukwekkende Palaces Of Gold over een ramp in het  plaatsje Aberfan in Zuid Wales, waar op 21 oktober 1966 in de vroege ochtend door zeer sterke regenval een afvalberg van de mijnen instortte en o.a een school bedolf. 144 mensen stierven waaronder 116 schoolkinderen. De song is geschreven door Leon Rosselson en o.a opgenomen door Simpson’s schoonvader Roy Bailey. Een indrukwekkende song die door Simpson met zeer veel compassie gebracht wordt.

Via het instrumentale Blue Eyed Boston Boy, waarvoor de inspiratie op de militaire begraafplaats van Annapolis lag, gaat het album door met Delta Dreams, waarvoor Simpson terug gaat naar de jaren negentig toen hij in New Orleans woonde en samen met Spencer Bohren een trip door de Mississippi delta maakte. Waly Waly kent de folk liefhebber van June Tabor’s Airs And Graces en mag een poetisch folknummer genoemd worden en heeft een link naar verschillende childs ballads. Verrassend is vervolgens de Bob Dylan cover North Country Blues over de ijzer mijnen in Minnesota. Dylan schreef dit nummer toen hij 22 jaar oud was in 1963 en was hierbij geïnspireerd door Woody Guthrie. Na Lorena, wederom een instrumentale track waarvan de basis ligt bij een Edgar Allen Poe gedicht, gaan we via Lady Gay tevens aan een child ballad gelinkt nummer( The Wife Of Usher’s Well – Child ballad 79 ) naar een Leonard Cohen cover te weten The Stranger Song. Simpson weet hier perfect de feel van Cohen weer te geven. Disc 1 sluit af met een Copper Family song Come Write Me Down.


 
Disc 2 opent met de Child ballad Fair Annie die Simpson al eens opnam voor zijn Bramble Briar album uit 2001. Dit is echter een uitgebreidere versie. Kaga Re leerde Simpson van een Pakistaanse zanger Arieb Azhar en is een liefdesballad die echter ook weer instrumentaal gebracht wordt. Na North Country Blues is ook Blind Willie McTell een cover van Bob Dylan en één van mijn favoriete Dylan songs. Simpson kan helaas niet tippen aan de versie van Dylan. Het mist iets wat ik niet goed onder woorden kan brengen, wellicht is het de kaalheid van deze versie en mis ik de knorrende stem van de meester hier wel. Old Paint is een nummer wat Simpson vroeger van een l.p. hoorde en hem de breedte van de folk muziek leerde horen. The Bell schreef Simpson voor het BBC radio programma The Ballad of The Games over de Olympische spelen van Berlijn in de jaren dertig. Vervolgens is er de compleet overbodige demo van opener Diamond Joe. Afsluitend zijn er nog de Child Ballad  The Death Of Queen Jane( Child 170) en de Dick Gaughan song The Green Linnet van zijn eerste album No More Forever wat een grote inspiratiebron van Simpson is.

Het gros van de songs heeft dus als thema die zwervende strofes waarmee ik de recensie inleidde. Simpson heeft op dit album een collectie songs bijeengeraapt die allen via omwegen en in basis vanuit andere songs of werelddelen een andere bestemming of nieuwe song hebben opgeleverd. Een mooi gegeven voor je album. Met de basis van dit album is dan ook alvast niets mis. Met betrekking tot de invulling zijn toch wel wat kritiekpuntjes aan te geven. Het gros van de nummers valt absoluut samen met de standaard die Simpson zijn laatste albums meegaf. Beste voorbeelden daarvan zijn Diamond Joe, Jackie And Murphy, Come Down Jehovah, Palaces Of Gold en Delta Dreams. Ook de covers North Country Blues en The Stranger Song mogen er zijn. Ook met de keuzes van traditionals is niets mis. De pijnpunten zitten hem voor mij in de naar verhouding vele instrumentale songs die dit dubbelalbum telt. Ze leiden mij op een gegeven moment af van de geweldige sterk verhalende songs wat mijns inziens Simpson’s grote kracht is. Daarbinnen is hij natuurlijk een gitarist van formaat. De instrumentale nummers hoeven dat niet meer te bewijzen. Tevens vind ik een dubbelalbum met alleen gitaar, banjo en zang een beetje veel van het goede. Op den duur ga ik toch wel een beetje franje missen wat bijvoorbeeld Purpose + Grace zo mooi ‘af’ maakte. Mocht Simpson gekozen hebben voor alleen de zangnummers voor dit album en her en der toch een collega gevraagd zou hebben ter ondersteuning dan zou dit album wederom met gemak in het rijtje Bramble Briar, Prodigal Son, Purpose + Grace, True Stories en Kind Letters vallen. Nu valt het net even een ietsje minder uit door de veelheid, zelfde soort invulling en de instrumentale nummers. Wat overblijft is natuurlijk nog altijd een album waarvan menig mannelijk Brits folkmuzikant droomt om te maken. Die basis van kwaliteit maakt ook nu dat, ondanks die kleine pijnpuntjes van kritiek,  dit een album blijft die door de jaren heen in basis fabelachtig blijft en zijn plek binnen mijn top 10 van 2013 echt wel gaat vinden.


Gastschrijver Arjan Post

Webpage http://www.martinsimpson.com/
Releasedatum 29 juli 2013, Topic