"All music is folk music. I ain't never heard no horse sing a song" Louis Armstrong

zaterdag 31 augustus 2013

Niamh Dunne, Portraits.

Sinds ruim zeven jaar maakt zangeres en violiste Niamh Dunne deel uit van de Ierse band Beoga. Met deze band maakte Dunne drie albums. Hun werk is mij tot op heden geheel onbekend. Wellicht dat hierin verandering komt nu hun frontvrouw zich met haar debuutalbum Portraits aan mij opdringt. Niamh Dunne is afkomstig uit Limerick. Haar jeugd was doordrenkt met muziek, zij begon al op jonge leeftijd viool te spelen. In het verleden nam ze samen met haar vader Mickey Dunne, een bekende Noord Ierse piper, en haar zus al eens een album met traditionele stukken op. Dunne heeft zich inmiddels tot een gerespecteerd violiste ontwikkeld. Zij geeft tevens les als lerares aan The Limerick School of Music. Daarnaast is Dunne een zeer getalenteerde zangeres. Ze beschikt over een warme stem waarin tevens enige charmante heesheid te horen is.


Portraits is duidelijk in goede harmonie met de overige leden van Beoga tot stand gekomen. Zo is percussionist en bodhran bespeler Eamon Murray van de partij en neemt multi-instrumentalist Seán Og Graham, samen met Dunne, de glasheldere productie ter hand. Hij is tevens verantwoordelijk voor het meesterlijke gitaarspel en neemt daarnaast ook accordeon, toetsen en banjo voor zijn rekening. Het album is een fraaie mix van traditionele liederen en van door anderen geschreven materiaal nadrukkelijk gesitueerd rondom haar geboortestad Limerick.

Luisteren naar deze fijn gepenseelde collectie portretten is een ongekend genoegen. Divers snarenspul, waaronder een zachte banjo en ijle viool, voeren de luisteraar in de 19e eeuwse traditional Beauty Of Limerick mee naar het heerlijke verlangen naar huis. Een zachte accordeon speelt vervolgens de hoofdrol binnen traditional Bonny Woodhall. Het door Seán McCarthy geschreven Shanagolden verhaalt van verdrietige wederwaardigheden in vervlogen tijden hier sfeervol opgeluisterd door vader Mickey Dunne op doedelzak. Traditional Cáilín Rua vertelt het verhaal van een jonge vrouw rouwend om haar in de oorlog verloren geliefde. Het verhaal kent ditmaal echter een goed einde. Het door Joe Dolan geschreven Foxy Devil verhaald over alcoholisme. Ierland is door de jaren heen geteisterd door economische tegenslag. Mede tegen deze achtergrond heeft men helaas ruimschoots ervaring met dit thema opgedaan. Bijzondere vermelding verdient de uitvoering van het door Richard Thompson geschreven Strange Affair. Eén van de allermooiste liedjes uit zijn omvangrijke catalogus wordt hier zonder al teveel omhaal relatief lichtvoetig gebracht. Ook hier brengen fijnzinnig afgewogen snaren, waaronder een stemmige cello, dit verhaal over hoop in donkere tijden voor het voetlicht.

Uiteraard wordt er als tegenwicht op Portraits ook tempo gemaakt. Het door banjo aangedreven openingsstuk Ballyneety’s Wall vertelt over de victorie tijdens het beleg van Limerick. Het in het Iers gezongen Eist do Bhéal laat naast tempo ook low whistle horen.


Het album wordt langzamerhand afgerond met het schitterende Jimmy mo Mhíle Stór. Gitaar en stem.Meer is er niet nodig om de wanhoop van de bezongen jonge vrouw (hij vertrekt naar zee) te illustreren. Afsluiter is Joe South’s Games People Play. Dunne brengt deze song, een kreet tegen onverdraagzaamheid, al jarenlang live het liefst samen met violist Cathal Hayden.
 

Niamh Dunne vertelt haar verhalen op Portraits vanuit de Ierse traditie. Een album vol met prachtige songs laat een zeldzaam fragiele maar tegelijkertijd krachtige schoonheid horen.


Hans Jansen.

Releasedatum, 19 augustus 2013 Self Rel.
Webpage www.niamhdunne.com

 

woensdag 28 augustus 2013

Diana Jones, Museum of Appalachia Recordings.

Diana Jones heeft in haar discografie twee albums die ik als mp3 eens toegestuurd kreeg en haar carrière hebben vormgegeven en mij bovendien bij de lurven grepen; Imagine Me en The One That Got Away uit 1997 en 1998. Op die albums laat Jones horen een storyteller van de beste soort te zijn. Diana Jones staat met beide benen stevig in de traditionele muziek uit de Amerikaanse Appalachen. Sinds 1997 brengt ze om de paar jaar een album uit, dat telkens weer ijzersterk materiaal herbergt. Zo ook op haar nieuwste; Museum Of Appalachia Recordings, een album dat ze vrijwel live opnam in Peter’s Cabin in het Museum of Appalachia in Clinton, Tennessee, i.p.v. in een studio. Op dit album wordt ze slechts bijgestaan door een tweetal muzikanten en onder het genot van een haardvuur. In haar eigen bewoordingen een setting en feel die passend is bij de oude folkmuziek en zoals men dit in vervlogen tijden niet anders deed.


Jones heeft op haar zevende album haar roots als nooit tevoren weten vast te leggen in elf ijzersterke Appalachen folk songs die terug gaan naar de oude verhalen die ze van haar, inmiddels overleden, grootvader meekreeg en zich in haar hoofd(en hart) bleven aandienen terwijl ze de afgelopen jaren druk was, in hotels verbleef, in kleedkamers was en in toerbussen rondreed. Deze songs brachten haar terug naar de basis, gaven rust en ruimte en moesten door haar verteld worden. Alle songs zijn kort en bondig en zijn van een heerlijk ongecompliceerde eenvoud. Slechts opgeluisterd door gitaar, banjo, fiddle en mandoline zingt Jones zich door de folksongs heen met haar geheel eigen en aparte stem die door haar sound en wellicht enige technische vervorming zo uit de jaren twintig of dertig van de vorige eeuw naar hier getransporteerd lijkt te zijn.


Ze neemt de luisteraar mee in de verhalen over drank(misbruik) Drunkyard’s Daughter, mishandeling Sparrow, liefde en verlaten worden Ohio en verleiding Satan. Uitschieters noemen is niet nodig. Van begin O Sinner tot einde The Other Side weet ze volop te boeien al zijn Goldmine en de afsluitende songs Tennessee, over hoe een streek troost kan bieden, en het a capella The Other Side persoonlijke favorieten. Matt Combs en Shad Cobb vullen de composities mooi in met hun traditionele instrumenten en bassist Joe DeJarnette vult aan. Verder is er te genieten van achtergrondvocalen door Laurelyn Dossett en John Lilly. Jones bewijst alweer dat ze naast wellicht bekendere namen als Gillian Welch en Alison Krauss tot de top van de Appalachen folk behoort.


Gastschrijver, Arjan Post

Releasedatum, 8 juli 2013 Proper
Webpage, www.dianajonesmusic.com

zaterdag 24 augustus 2013

Emily Barker, Dear River.

Emily Barker werd pas twee jaar geleden zichtbaar op mijn radar met het verschijnen van Almanac, een folkplaat die wat mij betreft tot de buitencategorie hoort. Hierop gaf ze met haar band The Red Clay Halo, bestaande uit muzikanten die veelal traditionele instrumenten gebruiken om de fluwelen stem van Barker luister bij te zetten, een traktatie voor het oor. Veelal geworteld in de traditionele folksfeer en hier en daar met duidelijke noir verwijzingen in tekst en/of muziek. Barker, geboren in Australie maar al sinds begin jaren 00 werkzaam vanuit Engeland heeft voor Almanac al twee fraaie solo albums gemaakt, te weten; Despite The Snow(08) en Photos, Fires, Fables(06). Daarvoor wist ze met de band The Low Country twee albums op de markt te brengen die inmiddels wat lastiger verkrijgbaar zijn.

Nu is er na twee jaar dan het vervolg op het magistrale Almanac, Dear River. De geluiden waren vooraf wat verontrustend. Ze zou meer americana invloeden in haar sound toevoegen en een geheel andere kant van haar zelf laten zien en horen. Voor een deel is dat absoluut waar. Dear River laat een verwijdering van de meer traditionele folk horen, en bij gebrek aan een beter woord; meer americana invloeden in zich huizen. Het geheel is meer up tempo dan haar voorganger en klinkt ook vrolijker dan het meer donkere Almanac. Wat gelukkig is gebleven zijn de cello, accordeon en viool klanken van The Red Clay Halo band.




Barker en haar band trappen af met de up tempo titelsong van het album. Dit laat gelijk horen dat er inderdaad afstand  is gedaan van de sferen die op Almanac zo duidelijk aanwezig waren. Drums en gitaar laten zich nadrukkelijk gelden. Ook de melodie en gitaar die het opvolgende Tuesday laat horen schurkt dicht tegen de americana aan. Toch geven het fenomenale stemgeluid van Barker en de accordeon er een geheel eigen twist aan. Bij het daaropvolgende Letters wordt er iets aan gas terug genomen. Naar mijn smaak, en hoe lekker ze de voorgaande up tempo nummers ook brengt,  komt de klasse van zowel Barker als The Red Clay Halo het meest tot zijn recht in de langzamere nummers. Meer voorbeelden daarvan zijn Sleeping Horses, Ghost Narrative en In The Winter I Returned.  In het meer pop achtige The Leaving verkent ze met succes muzikaal nieuwe wegen.

Voor het overige is naast de vrolijkere inkleuring en hier en daar americana invloeden er nog voldoende folk om van te genieten en blijven, naast de ingehuurde bassist en drummer voor een voller bandgeluid, de snaarinstrumenten een belangrijke en nadrukkelijk stempel op het geheel drukken. Overigens is de andere muzikale benadering op Dear River verfrissend en ontwikkelt Barker zich verder. Een Almanac part 2 was nooit zo goed geworden als het eerste en enige deel. De muzikale inkleuring past ook beter in het concept waarin ze in een aantal nummers terug gaat naar haar jeugd in Australië. In de titelsong verhaalt ze van het reizen en het onderweg zijn waartoe de rivier als metafoor dient. Hoe langer ze onderweg is hoe meer ze naar haar geboortegrond terug geroepen word door diezelfde rivier. In A Spadeful Of Ground brengt ze een ode aan de originele bewoners van haar vaderland; de Aboriginals. Ook in het afsluitende The Blackwoods wordt haar geliefde Australië van stal gehaald.




Eindconclusie: een fraai tweeslachtig album dat los van vergelijk van Almanac een mooie stap voorwaarts in de carrière van Barker is. Naast up tempo americana- like songs is er ook vertrouwd folk gericht werk te horen en is er een overwegend voller band geluid te bespeuren. Voor wie het, zoals ik, liever wat kleiner hoort moet vooral de special edition aanschaffen waarop de elf nummers in kleinere en akoestische setting zijn opgenomen. Wat blijft is de hemelse stem van Barker en de gave om hier naast doortimmerde composities ook waanzinnig pakkende melodieën aan te koppelen. Dat alleen al maakt van Dear River een album om verliefd op te worden.


Gastschrijver Arjan Post.

Releasedatum, 8 juli 2013 Linn .
Webpage, www.emily-barker.com

 

vrijdag 16 augustus 2013

MARTIN SIMPSON, FROM ENGLAND TO AMERICA….AND BACK

Hij mag beschouwd worden als één van de betere gitaristen in de akoestische muziek en is al jaren één van de vaandeldragers van de Britse folk. Martin Simpson leidt daar geenszins onder. Hij is, typisch Engels, ‘down to earth’ en wie zijn dvd Prodigal Sons- Live In Concert heeft gezien weet dat ook zijn optredens vrij van allerlei opsmuk zijn. Op 29 juli verscheen zijn nieuwe cd Vagrant Stanzas wat naast allerlei samenwerkingsverbanden en live albums zijn 17e studioalbum is. Ik ben nog niet erg lang een ingewijde in de Britse folk maar Simpson heeft mijn hart met zijn uiterst consistente oeuvre al vlot weten te veroveren. Onderstaand een persoonlijk eerbetoon aan wat nu al één van mijn favoriete Engelse muzikanten is. Een overzicht van zijn levensloop, zijn werk en de persoonlijke favorieten die zich daarbinnen opdringen.

Martin Simpson wordt geboren in 1953 in het Engelse Scunthorpe, een industriële stad in het Noord-Westen van Engeland. In 1970 stopt hij met school om zich volledig toe te leggen op het worden van een fulltime muzikant. Hij speelt naast de akoestische gitaar ook banjo en heeft naast interesse in de Engelse traditionele folk ook een zwak voor Amerikaanse blues. In 1976 verschijnt zijn eerste solo album Golden Vanity waarop naast hedendaagse composities allerlei traditionele songs van beide kanten van de oceaan te horen zijn. Louisiana 1927 bekend van Randy Newman , waar hij gedurende zijn carrière meer songs van zou opnemen, is daar een voorbeeld van. Die eerste jaren speelt hij onder meer in het voorprogramma van Steeleye Span en werkt samen met een andere vaandeldrager binnen de Britse folk; June Tabor met wie hij in 1980 het indrukwekkende A Cut Above opneemt. In dat jaar speelt hij ook mee op een album van de Albion Band, de Engelse folkband die in de loop der jaren o.a. Chris Wood, Martin Carthy, Richard Thompson, Maddy Prior en Lal Waterson in de gelederen heeft gehad.



Persoonlijk vind ik zijn eerste twee solo albums nog wat wisselend in kwaliteit en klinken soms ook wat gedateerd, hoewel daar de symbiose tussen enerzijds Britse folk en anderzijds Amerikaanse blues al mooi tot uiting komt. Na een aantal soloalbums vertrekt Simpson in 1985 naar Amerika waar hij met de zangeres Jessica Radcliffe trouwt en zich na enige tijd in Bloomington, Indiana gewoond te hebben in Ithaca, N.Y vestigt. In dat jaar verschijnt ook het consistente Sad Or High Kicking, dat na het eveneens uitstekende Grinning In Your Face, Simpson op zijn best laat horen; namelijk, na het vollere en mijns inziens mindere Special Agent, meer akoestisch en ‘stripped down’ wat zijn composities en spel meer laat ademen. In de jaren tachtig maakt de meestergitarist naast de hiergenoemde albums Special Agent, Grinning In Your Face en Sad Or High Kicking op solo gebied nog Nobody’s Fault But Mine en het geheel instrumentale Leaves Of Life. Daarnaast gaat hij een samenwerkingsverband aan met vrouwlief Jessica wat resulteert in het dark folk album True Dare Or Promise waarop hij veelal prachtig slidegitaar speelt en is hij als sessie muzikant onderdeel op June Tabor’s classic Abyssinians en het in 1988 uitgekomen Aqaba.

Met het ingaan van de jaren negentig komt Simpson met When I Was On Horseback, een grotendeels op de Britse traditie geënt album. In dat decennium laat hij tevens horen van meerdere markten thuis te zijn getuige de samenwerking die hij aangaat met de Indiase violist Viji Krishnan en de alom bekende multi instrumentalist David Hidalgo die naast gitaar tevens bekend is om zijn accordeon, banjo, cello en vioolspel. In 1998 levert dit trio het fraaie Kambara Music In Native Tongues af. Eerder in de jaren negentig speelt hij ook al met de Chinese Pipa speler Wu Man, met wie hij Music Of The Motherless Child opneemt. Weer meer binnen de traditie passend is er een vervolg van het project met vrouw Jessica- Red Roses uit 1995 en Band Of Angels uit 1996- en laat hij op de valreep van de eeuwwisseling op de klassieker Black Mountain Revisited van Julie Murphy zijn gitaarkunsten horen. Solo is er die jaren nog te genieten van het volledig instrumentale A Closer Walk With Thee, waarop hij interpretaties van Amerikaanse gospelsongs ten beste geeft, Cool And Unusual waarop hij datzelfde met Britse traditionele folksongs doet en twee live albums die tot het beste in zijn discografie gerekend mogen worden. Het Bootleg USA album uit 1999 die opgenomen is in Amerika en het in 1997 verschenen - maar al in 1994 in Oxford opgenomen- Live. In 1995 verschijnt het vrijwel volledig binnen de Amerikaanse blues traditie passende Smoke And Mirrors wat, met Live, Bootleg USA en Sad Or High Kicking absoluut tot het beste van zijn solo werk gerekend mag worden en waar hij ook al een gemeen staaltje slide gitaar laat horen.



Naast de genoemde persoonlijke favorieten uit deze periode moet het beste van ’s mans werk eigenlijk nog beginnen. Rond de eeuwwisseling scheiden zangeres Jessica Radcliffe en Martin Simpson en vestigt hij zich weer in zijn Vaderland. In 2001 verschijnt nog wel het samenwerkingsalbum Beautiful Darkness met ex Jessica en zangeres Lisa Ekstrom maar daar eindigt na een persoonlijke ook de muzikale band. In de jaren 00 doet hij sessiewerk op een aantal albums van collega June Tabor zoals op de prachtige folk albums An Echo Of Hooves en At The Wood’s Heart en op Cara Dillon’s After The Morning. De jaren tussen de eeuwwisseling en nu laten een Simpson zien en horen die de focus meer dan in de voorgaande jaren op zijn solo carrière richt. Naast wat genoemd sessiewerk en instructie dvd’s ontwikkeld hij een definitieve stijl die zijn albums, naast een nog betere productie, een consistentie meegeven waarop menig muzikant jaloers kan zijn. Het begint met het in 2001 verschenen The Bramble Briar. Hier laat Simpson na terugkomst In Engeland horen wat daar de weerslag van is door klasse songs als het traditionele Banks Of Sweet Primroses en Air For Maurice Ogg, het instrumentale The Lover’s Ghost en hedendaagse composities zoals Polly On The Shore en Sammy’s Bar. Op deze topplaat speelt Simpson o.a. met collega Martin Carthy.  Het navolgende Righteousness And Humidity is even een terugkeer naar Amerikaanse blues met traditionals als John Hardy, I Can’t keep Myself From Crying Sometime en Rollin’And Tumblin’ aangevuld met eigen composities als Ghost In The Pines en Love Never Dies. Dat het een voorlopig eenmalige terugkeer naar de blues is laten Kind Letters en het daaropvolgende  Prodigal Son horen. Simpson is hierop vrijwel in zijn geheel trouw aan zijn Britse roots. Met name Prodigal Son is, naast de al genoemde uitschieters in zijn werk, een topplaat van jewelste met songs die naast de productionele kwaliteit, vloeiend gitaarspel, ’s mans prettig in het gehoor liggende stem, ook een staaltje story telling aan de dag legt die zijn weerga bijna niet kent.  Of hij nu verhaalt over het verlangen van een vrijgezel in Bachelor’s Hall, uit traditie tapt in Lakes Of Champlain of The Granemare Hare, Randy Newman covert of een gevoelige ode aan zijn vader brengt in Never Any Good het is een lange coherente staal van samengebalde creativiteit die Simpson hier laat horen. Uit de navolgende tour wordt een eindelijk eens een live concert op beeld vastgelegd dat in 2009 als Prodigal Son- Live In Concert op de markt komt. Voor elke Folk liefhebber in zijn algemeenheid en Simpson liefhebber in het bijzonder een onmisbaar kleinood. Twee jaar geleden komt de meester met Purpose And Grace waarop hij met een keur aan gasten wederom een topplaat weet te fabriceren. Met medewerking van o.a , Dick Gaughan, June Tabor, Andy Cutting, Fay Hield en Richard Thompson weet hij op nummers  als The Sheffield Apprentice, In The Pines, Bad Girls’s Lament, Lakes Of Poinchartrain, Strange Affair, Bold General Wolfe en absoluut prijsnummer de Springsteen cover Brother’s Under The Bridge uit te blinken in de voordracht van traditionele en hedendaagse Britse en Amerikaanse blues en folk.



Vanaf het eind van de jaren 00 is Simpson, inmiddels ruim in de vijftig, definitief een toonbeeld van de hedendaagse Britse folk en weet hij zich te presenteren als één van de absolute vertolkers van wat sowieso al een genre is waarin traditie en eigentijdsheid hand in hand gaan.  Zoals gezegd verschijnt op 29 juli Vagrant Stanzas. Het wordt een 2 cd met in totaal 21 songs waarop enerzijds eigen composities en traditionals en anderzijds covers van o.a Bob Dylan, Chris Wood en Leonard Cohen. De previews die op internet zijn losgelaten verraden alvast een nieuw meesterwerkje van de Brit.

Na een carrière van 37 jaar, waarin hij gaandeweg Amerikaane blues en Britse folk  invloeden tot zijn volledig eigen stijl heeft weten te versmelten, heeft hij talloze awards op zijn naam staan waaronder verscheidene van de prestigieuze BBC Radio 2 Folk Awards en trad hij op en nam songs op met o.a June Tabor, Martin Carthy, Jackson Browne, Julie Murphy, Danny Thompson ,Kelly Joe Phelps, Martin Taylor, Dick Gaughan, David Lindley, Roy Bailey, en Richard Thompson. Zijn banjo en akoestische gitaarspel zijn vloeiend en technisch hoogstaand. Met zijn donkere, heldere stem weet hij op kalme wijze de teksten voor te dragen wat hem tot een storyteller pur sang maakt. Na een start in Engeland, vijftien jaar in Amerika en een terugkeer naar Engelse grond heeft Simpson van beide continenten een eigen waarneming die uitstekend in zijn werk terug te horen is. Zijn klasse zit niet alleen in het feit dat hij een subliem gitarist is maar overstijgt dit gegeven door de compositie het werk te laten doen. Hij is virtuoos in het klein houden van zijn spel. Hij laat ruimte in de compositie om te ademen waardoor de kwaliteit van zijn spel en compositie als vanzelf naar boven komen. Dat is alleen de allergrootsten gegeven. In 2005 trouwt hij met Kit Bailey de dochter van zanger, Roy Bailey en samen met dochter Molly wonen ze in Sheffield. Martin Simpson is een groots muzikant en componist die van beide kanten van de oceaan het beste meeneemt in zijn werk en daarmee al 37 jaar in het oog en oor springt.

Luistertips solo; Sad or High Kicking, Smoke And Mirrors, Bramble Briar, Prodigal Son, Live, Purpose And Grace.

Luistertips overig werk; True Dare Or Promise, A Cut Above, Music For The Motherless Child, Kambara Music In Native Tongues en Black Mountain Revisited


Gastschrijver, Arjan Post.
Binnenkort publiceert hij zijn Vagrant Stanzas review.

dinsdag 13 augustus 2013

Raina Rose, Caldera

Op het drukste kruispunt van het leven overkwam het ooit ook mij: in verbazing omzien. Binnen een periode van vier jaar getrouwd, verhuisd, van baan verandert en vader van twee prachtige jongens geworden. Dezelfde verbazing inspireerde singer-songwriter Raina Rose bij het tot stand komen van haar nieuwe album. Zij vergelijkt haar gemoedstoestand met een Caldera, een door vulkanische activiteit gevormde krater. Dit is tevens de titel van haar nieuwste album. In haar eigen woorden: “I looked around and saw my horizon forever changed”.

Raina Rose genereerde drie jaar geleden enige aandacht met haar vorige album When May Came. Dit spontaan klinkende album was in slechts vier dagen opgenomen en liet een assertieve country-folk artiest met direct aansprekende en krachtige stem horen. Haar zang voorzien van een mooi trillertje waarmee ze volop de mogelijkheden van haar stem exploreerde. Sommigen wensten toentertijd meer dosering. Met een dergelijke stem op zak wat mij betreft: doodzonde.

 
 
Werd het vorige album productioneel begeleidt door Jonathan Byrd ditmaal valt bassist en partner Andrew Pressman deze eer te beurt. Pressman is ditmaal prominent aanwezig met toetsen, vibrafoon, gitaar en vocalen. Naast diverse gastspelers maken Danny Malone op toetsen en gitaar en Robin MacMillan op drums het geluidsbeeld compleet. Hoewel de dosering van haar stem niet bovenaan de agenda zal hebben gestaan lijkt Rose op Caldera wel vaker meer onderkoeld te zingen. In combinatie met de fraaie en warme koortjes vergroot dat de aantrekkingskracht.

Het album opent met het indringend gezongen Secret waarin zij meteen alle facetten van haar stem laat horen. Ze kan hiermee zowel pleiten als smeken als harten doen smelten. Zij geeft even verderop binnen het uptempo gespeelde I Lost It vanzelfsprekend leiding aan het koortje bestaande uit Rebecca Loebe, Danny Malone en Grace Park. Dit van warme toetsen voorziene geheel doet met zijn speelse koortjes wel wat aan het beste werk van Kate & Anna McGarrigle denken.

 

Aangezien ik een zwak voor mooie melodieën heb viel ik bij eerste beluistering voor het melancholieke I Am Listening. Rose’s stem klinkt hier tegelijkertijd ingetogen, zoekend als krachtig. De dalende melodielijn pakte mij direct genadeloos in. Met het lichtjes naar Patsy Cline overhellende Trouble brengt Rose een groter gedeelte van mijn muziekkast voor het voetlicht. Zowel Carrie Elkin als manlief Danny Schmidt voert hier het woord naast o.a. Dana Falconberry, Matt Bauer, Vanessa Lively, Jon Brooks en Sam Baker.

De onvolprezen Datri Bean maakt tevens onderdeel uit van het folk choir dat ook het zachte en intieme Woodsmoke luister bij zet. Het album sluit af met het fraaie Hands een duet waarin de stem van Rose met die van Anthony da Costa samensmelt en waarin Scrappy Jud Newcomb de elektrische gitaar ter hand neemt.

Met het vijfde album Caldera presenteert Raina Rose zowel een toegankelijk als intens album. Het is één van de meest meeslepende en aansprekende albums uit Noord Amerika die dit jaar mijn pad kruiste.


Hans Jansen.

Releasedatum, 11 juli 2013, Self Rel. en goed verkrijgbaar via http://www.cdbaby.com/cd/rainarose2
Webpage, http://www.rainarose.com/

zondag 11 augustus 2013

Sarah Siskind, Covered.

Sarah Siskind groeit in North Carolina op met een dieet van bluegrass, gospel, muziek uit het Appalachen gebergte en klassieke muziek. In januari 2002 debuteert zij met het album Covered. In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden is het album exclusief bevolkt met eigen werk. Zangeres Jennifer Kimball en gitarist Bill Frisell zijn prominente gasten op dit schitterende debuut.

Van meet af aan ben ik zeer onder de indruk van haar prachtige stem waarmee zij desnoods de adresgegevens uit het telefoonboek met overtuiging zou kunnen brengen. Jaren later ontdekt ook Bon Iver haar muziek en brengt meerdere malen het door Siskind geschreven Lovin’s For Fools live op de planken waarna hij haar als voorprogramma op sleeptouw neemt. Sindsdien brengt Siskind enkele  zeer geslaagde albums uit. Zie elders binnen dit blog.


Ruim tien jaar na dato wordt Covered opnieuw uitgebracht nu op Chigliak Records, het label van Justin Vernon (Bon Iver).

"Poised with one of the greatest talents for carrying Appalachian music into new places, Sarah Siskind penned a record in which every moment, every stitch thread perfectly. Recorded to 2-inch analog tape, Covered is a masterful record, which American music and guitar icon, and one of Sarah's musical heroes, Bill Frisell plays a key role." (Justin Vernon)

Op Covered wikkelt Sarah Siskind de luisteraar in een warme deken van intelligente teksten gezongen door één van de meest unieke stemmen die ik in jaren hoorde. Sterke akoestische folk wordt hier gecombineerd met hedendaagse pop waarbij gitaarvirtuoos Bill Frisell jazz-getinte solo’s aandraagt. Producer en drummer Tucker Martine voegt schaarse ritmiek toe.


"Much has been made of Siskind’s bluegrass and Appalachian roots, but there's little of that here, and she sounds at times like a less deliberately poetic Joni Mitchell crossed with a quieter, more subdued, more ethereal Lauro Nyro, and the songs move on their own bits of inner logic, delicate and slightly mysterious, but then clear as a bell, too" (AllMusic).

Ook na 10 jaar klinkt dit debuut nog even fris als origineel. Een album van tijdloze kwaliteit opnieuw beschikbaar.

Hans Jansen.